Inspectieraad: Drieslag nodig om vertrouwen in inspecties te versterken
Meer contact, uitwisseling en dialoog met de maatschappij. Een onafhankelijke positie die wettelijk is vastgelegd. En goede samenwerkingsafspraken met de departementen. Voor deze drie zaken zet de Inspectieraad zich in om het vertrouwen in de inspecties en de overheid als geheel te versterken. Dat schrijft de Inspectieraad op 10 december 2020 aan staatssecretaris Knops van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).
De Inspectieraad bestaat uit de Inspecteurs-generaal en hoofden van de samenwerkende rijksinspecties, waaronder het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM). Sinds 2007 ontmoet de Inspectieraad elkaar maandelijks. Zo leggen zij een stevige basis voor samenwerking tussen rijksinspecties.
Maatschappelijk vertrouwen bestendigen
De gezamenlijke rijksinspecties voelen zich verantwoordelijk om hun bijdrage te leveren aan het bestendigen van maatschappelijk vertrouwen in producten, processen en diensten in Nederland. Ze geven in hun brief aan daarvoor de dialoog met de samenleving te willen intensiveren, brede samenwerking met andere maatschappelijke actoren op te (blijven) zoeken en nadrukkelijker de maatschappelijke effecten van hun toezicht te verantwoorden naar de samenleving. Ze werken aan vormen van innovatief toezicht die daarbij passen en investeren in (nieuwe) opleidingen voor inspecteurs om de bijhorende competenties te versterken. Ook koppelen ze signalen over schadelijke ontwikkelingen actief terug naar beleidsmakers en wetgevers zodat zij hierop beleid en wetgeving kunnen aanpassen.
Wet op de rijksinspecties nodig
Daarnaast benadrukken ze in de brief nogmaals dat er geen misverstand mag bestaan over de onafhankelijkheid waarmee rijksinspecties tot bevindingen, oordelen, interventies en publicaties komen. Een Wet op de rijksinspecties biedt daarvoor een noodzakelijke en juridisch vereiste basis. Gegeven de recente politieke aandacht voor het onafhankelijke inspectietoezicht is dat ook wenselijk.
Goede samenwerkingsafspraken maken
Een wettelijke grondslag is noodzakelijk, maar niet toereikend: op het vlak van de onderlinge verhoudingen tussen ministers en inspecties en tussen beleidsambtenaren en toezichthouders, zijn ook goede afspraken nodig over ieders rol, de invulling daarvan en wat dit betekent voor de samenwerking. Tegelijkertijd zijn wettelijke bepalingen en onderlinge afspraken vooral een basis om op terug te vallen wanneer het spannend wordt. De uitdaging is om zoveel mogelijk te voorkomen dat het spannend wórdt. En dat vraagt om een cultuur van wederzijdse erkenning en vertrouwen tussen beleid, uitvoering en toezicht.
Blijvend onderdeel van departement
De Inspectieraad benadrukt dat het pleidooi voor een eigen wet géén verzoek is om de rijksinspecties buiten de departementale organisatie of geheel buiten de ministeriële verantwoordelijkheid te plaatsen. Integendeel: het is voor de goede uitoefening van rollen en taken juist van belang om onderdeel te zijn van de departementale organisatie.
Evaluatie van de Aanwijzingen
De brief van 10 december is een vervolg op de eerste brief die de Inspectieraad op 11 mei naar de staatssecretaris stuurde. Beide brieven leverden input voor de evaluatie van de Aanwijzingen inzake rijksinspecties, uitgevoerd door BZK. Het rapport over deze evaluatie is inmiddels ook naar de Kamer gestuurd en vindt u op de site van de Tweede Kamer.