KEM-06 Risico’s ultradiepe geothermie en maatregelen om deze risico’s te beperken
Wat zijn de risico’s van ultradiepe geothermie (UDG) en enhanced geothermal systems (EGS - gestimuleerde geothermie systemen) en hoe zijn deze risico’s te beperken? Dat waren de centrale vragen in het wetenschappelijk onderzoek dat Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heeft laten uitvoeren via het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM).
Waar gaat het onderzoek over?
In Nederland worden geothermische systemen op een diepte groter dan 4 km als ultradiep beschouwd. Temperaturen op deze diepten kunnen variëren van 120 tot 250 °C. Op deze diepte is vaak stimulatie van het reservoir gesteente nodig om de doorlaatbaarheid van het gesteente te verbeteren of wordt gebruik gemaakt van de hogere doorlaatbaarheid van breukzones. In het onderzoek zijn de verhoogde en additionele risico’s van UDG en EGS ten opzichte van conventionele geothermie voor Nederland geïnventariseerd, en zijn preventieve en mitigerende maatregelen beschreven. Het onderzoek voorziet in een classificatieschema om de belangrijkste risico’s voor een project te inventariseren en de meest geschikte preventieve en mitigerende maatregelen voor dat specifieke project te benoemen.
Onderzoeksmethode en resultaten
Om tot de risico-inventarisatie te komen, is literatuuronderzoek gedaan en zijn er sessies gehouden met (externe) experts. Zij hebben vervolgens de belangrijkste 11 risico’s uitgewerkt. Drie hiervan betreffen seismiciteit; de overige 8 zijn gerelateerd aan het boren, testen en stimuleren van het reservoir en het produceren van het hete water. Met een zogenoemde ‘bow-tie analyse’ (een methode om risico’s te benoemen en bijpassende maatregelen te formuleren) is vervolgens een classificatieschema gemaakt zodat voor concrete projecten risicoanalyses kunnen worden uitgevoerd.
De drie risico’s die in het rapport als hoogste risico scoren (gebaseerd op impact en waarschijnlijkheid) zijn: verlies van putcontrole wat resulteert in een blow-out, integriteitsverlies van de put of bovengrondse installatie en personeel dat wordt blootgesteld aan een gevaarlijke situatie.
Witteveen+Bos (Nederland) heeft het onderzoek uitgevoerd in samenwerking met onderaannemers VITO (België), Q-Con (Duitsland), Newell (Nederland) en TU Delft (Nederland).
Wat gaat SodM met het onderzoek doen?
SodM zal de resultaten van het onderzoek meenemen bij het beoordelen van en het adviseren over de plannen en vergunningen voor UDG en EGS-projecten. Het classificatieschema kan SodM en uitvoerders van projecten helpen om per project de specifieke risico’s te analyseren en te inventariseren welke maatregelen nodig zijn voor een veilige uitvoering van dat betreffende project. SodM zal het onderzoek tevens gebruiken als input voor het maken van beoordelingskaders en normeringen. Uitvoerders kunnen de resultaten van KEM-06 gebruiken bij de ontwikkeling van projectvoorstellen.
Op dit moment zijn er nog geen UDG-projecten in Nederland. In 2017 is er een Green Deal getekend door diverse ministeries, Energie Beheer Nederland, TNO en consortia van bedrijven. Tussen deze partijen is afgesproken om samen te werken om kennis over ultradiepe geothermie in Nederland te vergroten en toepasbaar te maken zodat eventueel kan worden overgegaan tot de realisatie van (pilot)projecten. Mogelijk ontstaan er ook andere initiatieven in de nabije toekomst.
Alle informatie over het toezicht van SodM op geothermie en de advisering over geothermieprojecten staat in het Toezichtarrangement Geothermie.
Over KEM
Het onderzoek ‘Risk assessment for UDG and EGS, and an inventory of preventive and mitigating measures (KEM-06)’ is uitgevoerd als onderdeel van het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM). Het KEM-expertpanel heeft geadviseerd over de onderzoeksvragen, de uitvoering en de beoordeling van het onderzoek. Aan deelnemers van het expertpanel zijn strenge eisen gesteld qua onafhankelijkheid ten opzichte van de industrie en wat betreft wetenschappelijke reputatie. Kijk voor meer informatie over KEM en de resultaten van het onderzoek op kemprogramma.nl