Beoordeling advies 'Berekening gemiddelde verblijfsduur' bij berekening aardbevingsrisico van hooglerarenpanel
Een panel van hoogleraren heeft het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) op 3 februari 2019 geadviseerd een gemiddelde verblijfsduur te gebruiken bij het berekenen van aardbevingsrisico. Op verzoek van EZK heeft SodM op 11 februari hierover geadviseerd.
Als er wordt uitgegaan van een gemiddelde verblijfsduur, zoals het panel van hoogleraren adviseert, zullen er altijd bewoners zijn die langer in een bouwwerk verblijven dan de aangenomen gemiddelde verblijfstijd, en hiermee dus een groter risico lopen dan het berekende risico. Een gepensioneerde, iemand die overdag het huishouden doet of een werkloze zullen bijvoorbeeld significant langer in de woning verkeren dan de gemiddelden veronderstellen. Het uitgaan van gemiddelde verblijfspatronen is daarmee een onvoldoende solide veronderstelling en introduceert nieuwe onzekerheden in de risicoberekeningen. Daarnaast sluit het voorstel van de hoogleraren niet aan bij de Nationale Praktijk Richtlijn voor aardbevingsbestendig bouwen (de NPR 9888:2018), waarin wordt uitgegaan van een permanente verblijfsduur. SodM heeft EZK daarom geadviseerd bij de risicoberekening uit te blijven gaan van permanente aanwezigheid van individuen in bouwwerken.
EZK heeft dit advies op 7 maart 2019 overgenomen.: