Nauwkeurigheid seismisch netwerk Nederland onderzocht
Het KNMI heeft voor het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) onderzocht hoe nauwkeurig het landelijke seismisch meetnetwerk aardbevingen kan waarnemen. Er is gekeken naar de onzekerheid in plaatsbepaling en naar de minimale magnitude waarbij een plaatsbepaling mogelijk is (compleetheidsmagnitude; MoC). Dit heeft geleid tot een geactualiseerde kaart van Nederland met daarop de minimale magnitude die het KNMI lokaal kan meten, en nieuwe kaarten met daarop de onzekerheden in de plaatsbepaling van eventuele bevingen.
De geactualiseerde kaart laat zien dat de MoC in enkele gebieden hoger is dan eerdere eenvoudige modellen aangaven. Dit heeft geen gevolgen voor mogelijke seismiciteit van mijnbouwactiviteiten, en bestaande activiteiten kunnen worden voortgezet. Wel moeten mijnbouwondernemingen in enkele gevallen de maatregelen voor monitoring en beheersing van eventuele bevingen aanpassen. Mijnbouwondernemingen moeten zelf controleren of het nodig is dat zij hun beheersmaatregelen aanpassen. SodM stuurt naar aanleiding van het rapport een brief naar alle mijnbouwondernemingen en ziet hier op toe bij inspecties.
De kaarten zullen jaarlijks geüpdatet worden door het KNMI, omdat het monitoringsnetwerk verandert door bijplaatsen of uitval van stations. De meest recente MoC-kaart (2022) is te vinden op de KNMI website. De meest recente onzekerheidskaarten (2022) staan in het KNMI-rapport. In 2024 volgt ook een pagina op de website van het KNMI waarop de onzekerheidskaarten vanaf 2023 te vinden zullen zijn. Ook de onderliggende data voor de MoC- en onzekerheidskaarten zijn te vinden op het KNMI Data Platform.
Aanleiding voor het onderzoek
SodM adviseert het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) over vergunningaanvragen voor mijnbouw. Daarbij kijkt SodM onder andere naar het risico op aardbevingen en de beheersing ervan. Voor beheersing is monitoring nodig. Monitoring wordt standaard uitgevoerd door het KNMI via een netwerk van seismische meetstations die op diverse plaatsen in het land staan. Er staan niet overal evenveel meetstations. Daardoor varieert de nauwkeurigheid van het netwerk per locatie. Doordat er steeds meer mijnbouwactiviteiten vlak bij elkaar plaatsvinden, is er behoefte aan meer inzicht in de onzekerheid van de plaatsbepaling van een mogelijke aardbeving. Met een nauwkeurigere plaatsbepaling kan een aardbeving met grotere zekerheid aan een bepaalde mijnbouwactiviteit gekoppeld worden. SodM heeft daarom het KNMI opdracht gegeven onderzoek te doen naar de onzekerheden in de plaatsbepaling van aardbevingen met het seismisch meetnetwerk. Op basis van de nieuwe inzichten kan beter worden bepaald of voor een vergunning het landelijke monitoringsnetwerk voldoende is of dat er extra meetstations bijgeplaatst moeten worden.
Resultaten van het onderzoek
Het KNMI heeft in opdracht van SodM nieuwe methodes ontwikkeld om vast te kunnen stellen wat de onzekerheden in de plaatsbepaling zijn en de minimale magnitude van aardbevingen waarbij een plaatsbepaling mogelijk is (MoC). Deze methodes zijn gebaseerd op de gemeten ruis op ieder meetstation. Als resultaat presenteert het onderzoek vernieuwde MoC-kaarten voor de netwerkconfiguratie in 2021 en 2022. Ook zijn er kaarten van de horizontale en verticale onzekerheden van de locatie van een aardbeving bij verschillende magnitudes gemaakt, voor 2021 en 2022. In het onderzoek zijn meerdere aannames gedaan en theoretische modellen gebruikt. Bij het gebruik van de kaarten moet rekening gehouden worden met deze aannames. Het onderzoek laat zien dat de onzekerheid in de plaatsbepaling van bevingen afhangt van de setting van het meetstation en van het aantal meetstations dat er in een regio staat. De onzekerheid varieert daardoor van enkele honderden meters als er veel stations staan, tot een paar kilometer op plaatsen waar weinig stations staan. De onzekerheid in dieptebepaling is groter dan die in horizontale richting. Een andere conclusie van het onderzoek is dat de MoC op een aantal plaatsen hoger is dan op de eerder gepubliceerde kaart van het KNMI. Een hogere MoC kan betekenen dat een kleine beving niet opgemerkt wordt, waardoor beheersmaatregelen die op de eerdere kaart zijn ingesteld niet genomen worden. De eerdere kaart is gemaakt met eenvoudige aannames en modellen op basis van de toen beschikbare kennis.
Hoe nu verder?
Op basis van de eerder door KNMI gepubliceerde MoC-kaart zijn er vergunningen afgegeven en beheersmaatregelen (denk aan stoplichtsystemen en eisen die gesteld worden aan monitoring) gedefinieerd. Het risico op seismiciteit blijft met de nieuwe MoC-kaart onveranderd, maar een hogere MoC kan wel gevolgen hebben voor de beheersmaatregelen van mijnbouwondernemingen. SodM heeft een inventarisatie uitgevoerd van mogelijke knelpunten in de verschillende sectoren en verwacht dat de nieuwe MoC-kaart voor de meeste projecten weinig gevolgen heeft. Eventuele gevolgen gelden vooral in gebieden waar de dichtheid van het meetnetwerk laag is. Voor het gasveld Groningen zijn de verschillen verwaarloosbaar, hier heeft het meetnetwerk de hoogste dichtheid en nauwkeurigheid van Nederland. Ondernemingen moeten zelf nagaan of de nieuwe MoC-kaart effect heeft voor hun mijnbouwactiviteiten en de beheersmaatregelen hierop aanpassen. SodM stuurt hierover een brief naar alle mijnbouwondernemingen en ziet hier op toe bij inspecties. SodM verwacht van alle mijnbouwondernemingen dat zij de resultaten uit het onderzoek gebruiken bij eventuele toekomstige aanvragen. Hierbij is het belangrijk dat de situatie passend is bij de modellen en aannames uit het onderzoek. SodM zal ook adviseren en toezicht houden op basis van de nieuwe informatie.