Waarom meten lokale seismische stations soms een hogere waarde dan het KNMI voor de magnitude van een aardbeving?
De schaal van Richter laat zien hoeveel energie er vrijkomt bij een aardbeving. Dit getal geeft de kracht van de aardbeving in de diepe ondergrond aan. Het KNMI meet de magnitude van een aardbeving op 200 meter diepte. Maar de metingen kunnen per station verschillen. Een aardbeving geeft niet in alle richtingen evenveel energie af. Ook kunnen de verschillende lagen van gesteente tussen de beving en de meetstations zorgen voor andere metingen. Bijvoorbeeld, een dikke zoutlaag tussen de aardbeving en het station kan de meting verzwakken. Op plekken met een dikkere zoutlaag worden lagere waardes gemeten dan op plekken waar de laag dunner is.
Om tot een betrouwbare waarde van de magnitude te komen, berekent men het gemiddelde van meerdere stations. Dit is de standaardmanier die internationaal wordt gebruikt door seismologische instituten. De schaal van Richter is echter geen goede manier om vast te stellen wat mensen aan de oppervlakte ervaren tijdens de beving.