Chemische stoffen

Bij olie- en gaswinning gebruiken operators chemicaliën. Bij blootstelling aan of lozing van deze mijnbouwhulpstoffen kan dat gevaarlijk zijn voor mens en milieu. Het is daarom belangrijk dat dit veilig gebeurt. Ondernemingen moeten zich houden aan strenge wet- en regelgeving. SodM is de toezichthouder en toetst bij vergunningaanvragen of wordt voldaan aan de wet- en regelgeving. Tijdens inspecties controleert SodM of de ondernemingen alle noodzakelijke  maatregelen hebben genomen om blootstelling en lozing tot een minimum te beperken.

Nationale wet- en regelgeving

Op basis van de Mijnbouwwet, Mijnbouwbesluit en Mijnbouwregeling moet bij elke activiteit die de mijnonderneming onderneemt vooraf een vergunning worden aangevraagd. Voor chemicaliën is dit opgenomen in paragraaf 9.2 en 9.3 van de Mijnbouwregeling. Ook zijn mijnondernemingen wettelijk verplicht jaarlijks een opgave te doen van de gebruikte en geloosde chemicaliën.

Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS)

SodM ziet erop toe dat bedrijven voldoen aan de ZZS-verplichting uit het Activiteitenbesluit artikel 2.4. SodM controleert bedrijven op deze rapportageverplichting. Voor offshorebedrijven gaat de verplichting gelden met de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Gezien de impact van en de maatschappelijke aandacht voor ZZS adviseert SodM dringend dat ook zij de ZZS-rapportages aanleveren.

Het Activiteitenbesluit stelt hoge eisen aan de rapportages die de bedrijven moeten aanleveren. Iedere vijf jaar moet in vaste formats gerapporteerd worden:

  1. Welke stoffen vrijkomen.
  2. Hoeveel stoffen vrijkomen en welke trends daarin zichtbaar zijn.
  3. Welke maatregelen het bedrijf neemt om de emissies te verminderen dan wel te voorkomen.

Meldformulier ZZS-emissie

Europese wet- en regelgeving

REACH

In Europees verband is sinds 1 juni 2007 de REACH-verordening (Registratie, Evaluatie en Autorisatie van Chemicaliën) van kracht. De verordening is er ter bescherming van mens en milieu. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de industrie, van de producent of  importeur tot de eindgebruiker van chemische stoffen. Voor stoffen die niet zijn geregistreerd, geldt automatisch dat ze dan ook niet zijn toegestaan op de markt.  

CLP

CLP staat voor Classification, Labelling and Packaging (indeling, etikettering en verpakking). De CLP-verordening is in januari 2009 in werking getreden; de methode voor de indeling en etikettering van chemische stoffen die met deze verordening is geïntroduceerd, is gebaseerd op het mondiaal geharmoniseerde systeem (GHS) van de Verenigde Naties. Voordat chemische stoffen op de markt worden gebracht, moet de industrie de potentiële risico's van dergelijke stoffen en mengsels vaststellen en deze stoffen indelen in overeenstemming met de vastgestelde gevaren. De gevaarlijke chemische stoffen moeten ook worden voorzien van etiketten volgens een gestandaardiseerd systeem, zodat werknemers en consumenten op de hoogte zijn van de werking ervan voordat zij met deze stoffen omgaan. Dankzij dit proces worden de gevaren van chemische stoffen gemeld via standaardaanduidingen en -pictogrammen op etiketten en veiligheidsinformatiebladen. De verordening vervangt twee eerdere wetgevingsdocumenten, de richtlijn Gevaarlijke stoffen en de richtlijn Gevaarlijke preparaten.

Biocidenverordening

De biocidenverordening (BPR, Verordening (EU) 528/2012) heeft betrekking op het in de handel brengen en gebruiken van biociden die mensen, dieren, materialen of voorwerpen moeten beschermen tegen schadelijke organismen, zoals ongedierte of bacteriën, door de werking van de werkzame stoffen in de biocide. Deze verordening heeft tot doel de werking van de markt voor biociden in de EU te verbeteren en moet tegelijkertijd zorgen voor een hoge mate van bescherming voor mens en milieu. Voor alle biociden is een toelating vereist voordat ze in de handel mogen worden gebracht, en de werkzame stoffen in de biocide moeten vooraf zijn goedgekeurd.
Er zijn echter bepaalde uitzonderingen op dit beginsel. Zo mogen bijvoorbeeld werkzame stoffen die in het kader van het beoordelingsprogramma worden onderzocht, evenals biociden die deze werkzame stoffen bevatten, in de handel worden gebracht in afwachting van de uiteindelijke beslissing over de goedkeuring. Ook nieuwe werkzame stoffen waarvan de beoordeling nog niet is afgerond en waarvoor een voorlopige toelating is verleend, worden toegestaan op de markt. Biociden mogen alleen worden verhandeld en gebruikt in Nederland, als ze zijn toegelaten. Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden beoordeelt de werking en risico’s.

OSPAR

Het OSPAR-verdrag heeft als doel door internationale samenwerking het mariene milieu in de noordoostelijke Atlantische Oceaan (inclusief de Noordzee) te beschermen. Op basis hiervan zijn er specifieke maatregelen voorgeschreven om het lokale zeemilieu te beschermen tegen de lozing van chemicaliën vanaf mijnbouwinstallaties op de Noordzee. In het verdrag is onder andere geregeld dat bij gebruik of lozing van mijnbouwhulpstoffen een melding of ontheffing nodig is. In het verdrag is ook opgenomen dat op 01-01-2017 verdergaande vergroening met betrekking tot het gebruik en lozing van chemicaliën moet zijn bereikt.

Melden gebruik of lozing chemicaliën