Aardbevingscatalogus van Groningen: 'Uitgebreid en van hoge kwaliteit'
Worden de sterkte en locaties van de bevingen in Groningen op wetenschappelijk correcte wijze bepaald? En hoe zit het met de analyses van het seismisch risico die mede op deze metingen zijn gebaseerd? Dat waren de twee centrale vragen in wetenschappelijk onderzoek dat het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heeft laten uitvoeren via het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM).
Waar gaat het onderzoek over?
Het seismometer-netwerk van de KNMI dat de bevingen als gevolg van de gaswinning in Groningen registreert, bestaat sinds 1995. Elke beving die het netwerk meet, komt in de aardbevingscatalogus terecht. Deze data spelen een belangrijke rol in wetenschappelijk onderzoek en bij de berekening van de seismische dreiging en het seismische risico in Groningen. Bovendien biedt de catalogus waardevolle informatie voor inwoners van het aardbevingsgebied. In de loop der jaren is het seismometer-netwerk verschillende keren uitgebreid, zijn meters vervangen en zijn de procedures om de metingen te analyseren verbeterd. SodM heeft laten onderzoeken of deze veranderingen invloed hebben gehad op de bepaling van de sterkte en locaties van de metingen. Daarnaast heeft SodM laten onderzoeken of het huidige seismometer-netwerk en analysemethoden verbeterd zouden kunnen worden.
De aardbevingscatalogus is uitgebreid en van hoge kwaliteit
Rekening houdend met alle ontwikkelingen vinden de onderzoekers de catalogus uitgebreid en van hoge kwaliteit. De onderzoekers zien twee punten waarop de catalogus zou kunnen worden verbeterd. Ten eerste adviseren zij om de onzekerheden in de locaties van de bevingen in de catalogus op te nemen. Ten tweede vinden de onderzoekers het belangrijk dat de diepte waarop de bevingen plaatsvinden niet standaard wordt vastgezet op 3 km, maar uit de data wordt bepaald. Dit is volgens de onderzoekers sinds de uitbreiding van het netwerk in 2015 mogelijk.
Nadere analyses van de data blijven noodzakelijk
Een beving wordt na eerste analyse gepubliceerd in de aardbevingscatalogus. De onderliggende data kan daarna nader worden geanalyseerd. Zowel KNMI als de NAM doen dit voor de metingen sinds 2015. Deze analyses leveren belangrijke informatie op voor het berekenen van de seismische dreiging en het risico. Het is belangrijk dat deze analyses systematisch en regelmatig voor nieuwe bevingen worden uitgevoerd.
Wat gaat SodM met het onderzoek doen?
SodM is met het KNMI in gesprek om de beschikbare informatie over de onzekerheden in de locaties van de bevingen in de aardbevingscatalogus op te nemen en beschikbaar te maken voor het publiek en wetenschappelijk onderzoek. Ook is SodM met KNMI aan het verkennen of het mogelijk is om de diepte van de bevingen onmiddellijk te bepalen zodat deze vrijwel direct na een beving op de KNMI-website kan worden gepubliceerd. Daarnaast heeft SodM de NAM opgedragen de nadere analyses van de data binnen het lange termijn monitorings- en surveillanceplan te continueren en de resultaten voor wetenschappelijk onderzoek beschikbaar te maken. Tenslotte heeft SodM de resultaten van dit onderzoek meegenomen in de validatie van het seismisch meetnetwerk van het KNMI in Groningen.
Over het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM)
Het onderzoek 'Improving the earthquake catalogue in the Groningen region (KEM11)' is via het expertpanel van het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM) uitgevoerd. Aan deelnemers van het expertpanel zijn strenge eisen gesteld qua onafhankelijkheid ten opzichte van de industrie en wat betreft wetenschappelijke reputatie. Kijk voor meer informatie over KEM en de resultaten van het onderzoek op kemprogramma.nl.